Kunnen Duits rijtje?

– Sie ist krank gewesen….kunnen = können.

tegenwoordige tijd
ich du er/sie/es wir ihr sie/Sie kann kannst kann können könnt können ik kan jij kan hij/zij/het kan wij kunnen jullie kunnen zij kunnen/u kunt

Zullen Duits rijtje?

Hij/zij/het/men wordt / zal: er/sie/es/man wird. Wij worden / zullen: wir werden. Jullie worden / zullen: ihr werdet. Zij worden / zullen: sie werden.

Zullen in Duits vervoegen?

Vervoeging van zullen

  • dürfen.
  • sollen.
  • werden.

Zou vorm zijn Duits?

Je ziet dat in het Duits sind verandert in seien, in het Nederlands zijn in zouden zijn….Konjunktiv 1.

voorbeeld: sein
ich du er/sie/es wir ihr sie/Sie sei seiest sei seien seiet seien ik zou zijn jij zou zijn hij/zij/het zou zijn wij zouden zijn jullie zouden zijn zij zouden zijn // u zou zijn

Kunnen können?

kunnen; in staat zijn; vermogen; mogen; iets mogen; in het vermogen liggen.

Hebben Duits verleden tijd?

Hebben – Haben – Talennet Duits.

Hebben Duits vervoegen?

Tegenwoordige tijd (Präsens)

Duits Nederlands
er/ sie/ es hat hij/ zij/ het heeft
wir haben wij hebben
ihr habt jullie hebben
sie/ Sie haben zij/ ze hebben

Zullen TT Duits?

Zullen – Sollen

Infinitief der Infinitiv
jij zal du sollst
hij / zij / het zal er / sie / es soll
wij zullen wir sollen
jullie zullen ihr sollt

Zal vorm Duits?

Bij de meeste Duitse werkwoorden gebruik je, net als in het Nederlands, de zou-vorm (würden) en dan het hele werkwoord. “Ik zou kopen” wordt bijvoorbeeld “Ich würde kaufen”, terwijl “Ik zou eten” verandert naar “Ich würde essen.”

Zou vorm van sein?

Verleden tijd van sein, haben, werden Let op: het werkwoord ‘werden’ (worden, zullen) kent twee verschillende vervoegingen in de verleden tijd, één voor werden (wurden) en één voor zouden (würden).

Wat betekent durfen Duits?

dürfen (ww.) mogen (ww.) ; kunnen (ww.) ; vermogen (ww.)

Hebben in verleden tijd?

hebben/vervoeging

vervoeging van het werkwoord hebben
tegenwoordige tijd verleden tijd
u hebt heeft had
gij, ge hebt hadt
hij, zij, het heeft had